Teksten

Hans Klein Hofmeijer

 

 

Museum van Bommel van Dam presenteert in nauwe samenwerking met Hans Klein Hofmeijer (Tilburg, 1956) in 2008 het soloproject Ochtendlicht waarop een breed overzicht van onderwerpen, motieven en thema’s in Klein Hofmeijers oeuvre uit de jaren 1995/2008 wordt getoond. Op de tentoonstelling en in de flankerende,gelijknamige publicatie wordt kunsthistorisch ingezoomd op uiteenlopende tekenconglomeraten en woordbeelden.

In 2011 exposeert Hans Klein Hofmeijer in Venlo onder de titel Kunstnest louter recent werk uit de jaren 2008/2011. Daaronder bevindt zich bij wijze van museale primeur een nieuw tekencluster met als titel Studie voor een landschapsachtige verdieping.

In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich talloze kunstwerken van Hans Klein Hofmeijer (1956): Zonder titel nr. 391 (2000), Zonder titel nr. 456 (2001), Hoe veilig voel ik mij onder de lijnen nr. 571 (2004), Zonder titel nr. 694 (2006), Wijnachtige nr. 763 (2007), Het muzenverblijf nr. 787 alsook Studie voor een landschapsachtige verdieping nr. 846 (2010).

In 2011 schenkt Hans Klein Hofmeijer tot genoegen van het team van Museum van Bommel van Dam Studie voor een landschapsachtige verdieping nr. 878 (2010). Drie jaar eerder heeft hij al Hoe veilig voel ik mij onder de lijnen nr. 571 (2004) aan Museum van Bommel van Dam geschonken.

 

Tussen 2010/2012 tekent Hans Klein Hofmeijer, hoofdzakelijk met ballpoint, houtskool, krijt en potlood op papier als drager, in totaal elf studies met als thema landschapsachtige verdiepingen. Het zijn tekeningen zonder inmenging van gedachten die in wezen naadloos aansluiten bij een grotere productie van tekeningen die zonder tussenkomst van de ratio zijn gemaakt. De bovenal associatief en intuïtief gemaakte, ragfijne tekeningen op papier of andere dragers hebben met regelmaat ‘lichamelijke’ landschappen tot onderwerp. De ene keer komt Klein Hofmeijer spontaan uit bij een dichtbegroeide bergkloof dan onverwacht bij een dichtbehaarde schaamspleet.

Naast natuurlijke aspecten van het menselijk lichaam verschijnen tussen 2006/2010 met veel expressiviteit getekende knollen, rizomen, wortels en stronken in het oeuvre van Klein Hofmeijer. Overdrachtelijk lijkt het alsof de maker heel geleidelijk en stap voor stap ‘ondergronds’ gaat. In Studie voor een landschapsachtige verdieping nr. 846, het tweede werk uit de reeks, speelt de kunstenaar een intrigerend, illusionistisch spel met de tegengestelde begrippen beneden/boven, binnen/buiten alsook klein/groot.

Enerzijds lijkt het alsof beschouwers vanuit een relatief hoog camerastandpunt ‘op’ een samengesteld, horizonloos landschap kijken. De subliem verbeelde uitsparing in wit fungeert dan feitelijk als een bekken, overlaat of reservoir dat letterlijk en figuurlijk uitstroomt in een bredere rivier, meer of zee. Uiterst rechts heeft Klein Hofmeijer een piepkleine aanzet voor een tweede bekken aangegeven. Hij suggereert zo subtiel dat het waargenomen beeld een uitsnede uit een nog veel groter geheel is.

Anderzijds kunnen kijkers de gepresenteerde voorstelling, daarbij meer aansluitend op de poëtische titel, het met veel gevoel voor nuances getekende organische landschap ‘lezen’ als een picturale dwarsdoorsnede van een wereld waar beschouwers letterlijk ‘tegen’ aan kijken. Het voorgestelde landschap heeft bij die meer geologische lezing een relatief hoge horizon. De kloeke uitsparing wordt nu een aven, holte, shelter of (meer symbolisch) een uterus. Aven zijn oeroude, ondergrondse grotten, die aan de bovenzijde een in verhouding minuscule verbinding met de buitenwereld hebben. Ten opzichte van het barre, kale land boven functioneert de holte beneden als broodnodige oase van geborgenheid.

In de veel grotere op een oude enveloppe getekende Studie voor een landschapsachtige verdieping nr. 878 voert Klein Hofmeijer de spanning tussen twee- en driedimensionaal opzettelijk op. Relatief grote ruggen of voren in het landschap lopen parallel aan elkaar naar de einder. De organische uitsparingen, links en rechts, snijden optisch als het ware dwars door de golvende grond heen. Ogenschijnlijk liggen de verdiepingen meer ‘op’ dan ‘in’ de aarde. Her en der heeft Klein Hofmeijer sensibele sensoren met uitgekiend gevoel voor illusoire ruimtelijkheid over het vlak verdeeld. Het platte en vlakke wordt daardoor haast magisch eindeloos en volumineus. In deze schier onmetelijke omgeving is bewuste gerichtheid op de kosmos en ontvankelijkheid bittere noodzaak.

Via beide studies maakt Hans Klein Hofmeijer artistiek gevoelvol inzichtelijk dat er zich aan, boven en onder het oppervlak meer afspeelt dan we in eerste instantie beseffen. Met ragfijn lijnenspel dat bovenal afscheiden of uitstromen suggereert, voedt de kunstenaar de energetische wederkerigheid tussen beneden/boven, binnen/buiten en klein/groot. In deze schitterende bladen zijn het nietige en majestueuze onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Tekst door: Rick Vercauteren

» terug naar Teksten