Teksten

Het onuitputtelijke niets

 

Van een stoomcursus Hans Klein Hofmeijer in zijn atelier bleef mij vooral één opmerking bij, die hij maakte naar aanleiding van een kleine potloodtekening uit 2004. De tekening toont in een dunne, tastende potloodlijn Christus aan het kruis, enigszins perspectivisch van opzij gezien waardoor de horizontale balk diagonaal in het vlak staat. Het schetsje is niet heel gedetailleerd, maar op het hoofd lijkt een doornenkroon aangeduid en met acrylverf zijn accenten aangebracht op de handen en voeten die alleen maar stromend bloed kunnen voorstellen. De titel, ‘Kruisiging’ nr. 553, neemt alle twijfel weg over wat hij heeft willen uitbeelden. 

Toch spreekt hij die conclusie tegen. Hij maakte de tekening tijdens een werkperiode in Frankrijk en begon met niets, geen idee, geen voorbeeld, geen doel. Hij zal het mij niet kwalijk nemen als ik zeg dat een potlood en een velletje papier niet helemaal niets zijn. Bovendien kiest hij dikwijls voor voorbedrukt papier, in dit geval de achterzijde van een rekening van de firma Klis-Keuninx uit Udenhout. Zulke toevallige, irrelevant lijkende details zorgen er juist voor dat er geen ‘niets’ bestaat, geen blanco uitgangspunt.

Hans Klein Hofmeijer heeft aan Rick Vercauteren verteld – die het opschreef in het boek over mooi – dat hij in 2004 niet alleen ‘Kruisiging’ nr. 553, maar zelfs een hele serie werken heeft gemaakt ‘vanuit het niets’. 

“Mijn hand ging met mijn gedachten aan de haal” 

zei hij ook. Met die hand en die gedachten erbij raakt het niets steeds voller. Zo’n hand heeft na zeker dertig jaar tekenen een enorme routine opgebouwd en wat zich in het hoofd van een bijna vijftigjarige aan gedachten afspeelt laat zich alleen maar raden. Hij is zich bewust van de paradox en vindt hem geschikt om zijn werkwijze mee te beschrijven. Hij sprak ook over: 

“…mijn gedachten uitschakelen en vanuit de dan ontstane leegte iets oprapen”

Waar leegte is, valt niets op te rapen. Waar niets is, kan niets ontstaan. Hans Klein Hofmeijer zoekt naar een nieuwe definitie van leegte en het niets, en naar een manier van werken waarin zijn gedachten geen sturende rol mogen spelen. Hij moet omtrekkende bewegingen maken om tot de kern te komen.

De tekeningen, schilderijen en collages gaan bepaald niet over niets. Ze appelleren aan een herkenbare wereld, zelfs als ze ambigu zijn en voor meerdere uitleg vatbaar. Hij benoemt ze met abstracte begrippen: denkbeeld, achterkant, verdieping. Maar de inspiratie komt uit de natuur. Uit bestaande vaste vormen, en uit organische processen. Uit opstijgende bewegingen, glooiingen, kraters en holtes, uit erupties en stromingen, uit hangen en wurgen.

Dikwijls stralen de vormen in zijn tekeningen iets uit of ze spatten uit elkaar. Er is energie in deze wereld. Schijnbaar ongerichte energie die kapot maakt en creëert. Zoals een vulkaan zijn omgeving vernietigt, van vorm laat veranderen en er een nieuwe natuur laat groeien. In de natuur houden op elkaar inwerkende krachten een eeuwigdurende kringloop op gang.

Hans Klein Hofmeijer trekt zich om goed te kunnen werken graag terug op plaatsen waar hij een leegte ervaart. Daar vertrouwt hij vol­doende op zijn intuïtie om zich thuis te voelen. Daarin lijkt hij op de Friese dichter Jan Jacob Slauerhoff die schreef dat hij alleen in zijn gedichten zou kunnen wonen. Zijn gemoed past bij dat van de negentiende-eeuwse romanticus. Hij is op zoek naar veiligheid maar laat zich graag verleiden door de sublieme ervaring. De neerslag van die beleving is niet meer dan een vergeefse poging tot registreren, tot Vanitas gekras zoals Klein Hofmeijer een tekening heeft genoemd. Hij zoekt naar de rust van de natuur en ondergaat er de dreiging van. Hij kan zich er niet van losmaken. Zijn lichaam is tegelijkertijd het huis van de rede, het denkbeeld, en van de ziel waarin de duivel gevaren kan zijn. 

In het midden van de negentiende eeuw zagen kunstenaars zich geconfronteerd met het bovennatuurlijke: monsters, duivels, demonen en geesten bevolkten hun werk. Eigenlijk waren het symbolen van het onzegbare, van alles dat groter is dan de mens kan bevatten en van het niets, de goddeloosheid. Charles Baudelaire schreef in Le spleen de Paris

“En nu ontstelt de diepte van de hemel mij; die helderheid brengt me tot wanhoop. De ongevoeligheid van de zee, de onveranderlijkheid van het schouwspel maken me opstandig. Oh! Moeten wij eeuwig lijden of altijd vluchten voor wat mooi is? Oh natuur, die meedogen­loos betovert, die het altijd van mij wint, laat me! Houd op verlangens op te roepen en mijn trots te beproeven! Het onderzoek van het schone is een duel waarin de kunstenaar schreeuwt van angst, voordat hij zich gewonnen geeft.”

Merk op dat Baudelaire niet schrijft: voordat hij wint, maar: voordat hij zich gewonnen geeft. De sublieme ervaring is een moment van overgave.

Hans Klein Hofmeijer laat zich uitdagen door wat de ziel hem influistert. Hij zoekt er beelden voor in de natuur. Zijn schrijvende hand moet de bezwering tot stand brengen. Hij tekent en schrijft. En hij plakt, combineert flarden tot een nieuw geheel. Hij schrijft de titel op de tekening als bewijs dat die deel uitmaakt van het kunstwerk. Hij noteert ook de datum op het blad, als bewijs dat de tekening een neerslag is van een moment. Daarmee laat hij ook zien dat zijn kunst stemmingskunst is. Kunst van het moment, van de concentratie.

In dezelfde bundel van Baudelaire waaruit ik zojuist citeerde, schrijft hij: 

“Om de vreselijke last van de Tijd die uw schouders breekt en u ter aarde doet buigen niet te voelen, moet u zich onophoudelijk bedrinken. Bedrink u, bedrink u telkens weer, zodat u geen slaaf wordt van de Tijd, die ons tot martelaren maakt! Wordt dronken van wijn, poëzie of deugd, wat u maar wilt.”

Hans Klein Hofmeijer tast in de leegte en vindt er de motieven voor zijn werk. Zijn procedé is organisch en wat hij afbeeldt lijken organismen. Hij registreert de tijd en zijn oeuvre documenteert onwillekeurig zijn leven en ouder worden. Om geen slaaf te zijn van deze maalstroom heeft hij de roes nodig, het zich niet bewust zijn van wie hij is en wat er om hem heen gebeurt. Dat hij dit leegte noemt of het niets, betekent niet dat hij niemand is en de tijd stil staat. Het betekent dat hij zich vrij wil voelen om toe te laten wat zich opdringt zonder dat hij die keuzes zelf maakt. Dan verschijnt er een kruisiging, een lichaam, een landschap, het licht. Beelden die opgeslagen liggen in een onmetelijk reservoir dat herinnering heet, of ervaring, of het leven zelf. 

Hans Klein Hofmeijer put uit het duistere niets waarin alles verborgen ligt.

Rob Smolders (1958) is kunsthistoricus en schrijver. 

Hij was medeoprichter, redacteur en hoofdredacteur van Metropolis M, tijdschrift voor hedendaagse kunst, en recensent voor het NRC-Handelsblad. Tussen 1992 en 2003 was hij directeur van Museum De Wieger in Deurne. Sinds die tijd is hij zelfstandig publicist en tentoonstellingsmaker. De website www.altijdvandaag.nl is zijn vaste podium voor eigen kritieken, commentaren en beschouwingen. 

 

Tekst door: Rob Smolders

» terug naar Teksten