Teksten

Aarzelen verschaft kunst

 

Klimaatcrisis, mondialisering, digitalisering, versnellingen van techno­logische ontwikkelingen; deze tijd smacht naar aarzeling en snakt naar kunst. In deze beknopte beschouwing breek ik een lans voor het aarzelen en onderzoek ik de verknooptheid van aarzelen met kunst.

Veel kunst is evenals aarzelen een geste tot reflectie. En voor veel kun­stenaars is aarzelen een noodzakelijk deel van het creatieproces, omdat voor bijna alle keuzen in het scheppen van kunst en in de keuzen die aan het maken van kunst voorafgaan, aarzelen de grondslag is. Maar ook omdat aarzelen een manier is om de ongerijmdheden te verduren die samengaan met de noodzaak om te scheppen. En niet op de laatste plaats omdat in elke aarzeling een bron van ongekende mogelijkheden schuilt. Aarzelen staat niettemin in de westerse cultuur van snelheid, doorpakken en nut onder druk. De ondoelmatige en onderbrekende kwaliteiten van aarzelen overvleugelen haar scheppende en reflectieve kwaliteiten. Aarzelen verdraagt zich slecht met een op versnelling en efficiency gerichte cultuur. Het weren van aarzelen ligt dan ook op de loer want ‘de wereld draait doorrr’. Terwijl het uitsluiten van aarzelen leidt tot stagnatie van menselijke vermogens en tot verkleining van kansen om potenties te realiseren. Het ontkennen van aarzelen is in die zin een loochening van de menselijke conditie.

In deze beschouwing staan twee studies over aarzelen centraal. Op de eerste plaats een onderzoek van de eminente Franse filosoof Paul Ricoeur die in 1950 het gezaghebbend werk Le volontaire et l’involontaire publiceerde over de wijze waarop besluiten tot stand komen. Daarin beschrijft hij een fenomenologische studie van het keuzeproces. Hij bestudeerde het keuzeproces op de plaats waar dit proces hapert: in de aarzeling. Het tweede betreft een monografie uit 2007 met de titel Über das Zaudern van de Duitse filosoof, literatuur- en cultuurweten­schapper Joseph Vogl waarin hij onderzoekt wat het aarzelen met ons denken van doen heeft.

Allereerst Ricoeur, hij laat zien dat aarzeling niet zomaar een ongemak­kelijk ogenblik is, integendeel, aarzeling is een voortdurende aanwezig­heid. Aarzelen is zo vanzelfsprekend dat we haar constante presentie slechts met moeite herkennen, zoals bijvoorbeeld ademhalen of transpireren. Mensen beschikken over een aarzelend bewustzijn waarin keuzes zich aarzelend vormen. Zolang we zoeken, aarzelen we. En als we kiezen, aarzelen we niet meer. 

Een keuze maken is slechts een minimale, kortdurende onderbreking van een onophoudelijk voortgaande aarzeling, aldus Ricoeur.

“Materialen kiezen… Een kader kiezen… Een lijn beginnen… 

Een ingeving toelaten… Aan een oorzaak gevolg geven… 

Wat voor handen is gebruiken… Toeval toelaten… Licht toevoegen… Op de voorgrond plaatsen… Op inzicht wachten… 

Buiten het kader gaan…  Naar de achtergrond schilderen… 

Een slappe lijn herkennen… Spanning vergroten… 

Een gedachte betrappen… Openheid aanbrengen… 

Tot doorgaan besluiten… Vormen laten rijpen…”

In die alsmaar voortdurende aarzeling, zegt Ricoeur, spelen verwarrende krachten een onherleidbare rol. Vage impulsen, wisselende waarden­hiërarchieën, sluimerende angsten, meerduidige affecten, innerlijke dialogen, gedachtenkronkels, ambivalente gevoelens; ze sollen onop­houdelijk met ons gemoed en ze spelen een chaotisch spel. 

In deze aarzelende wordingsgeschiedenis van een keuze vind je geen logische gronden. Het maken van een keuze blijkt geen rekensom te zijn. Dat we dat toch als rationeel ervaren, komt doordat we impulsen en gevoelens waarmee het keuzeproces gepaard gaat, kanaliseren tot argumenten vóór en argumenten tegen, waardoor een besluit een optel­som lijkt. Dat laatste is een misvatting. Onvrijwillige uit het lichaam voortkomende aandriften en bewegingen van het gemoed, spelen in het aarzelende zoekproces een wezenlijke rol en liggen aan de oorsprong van de motieven om iets te doen.

“De keuze voor een vel uit een stapel verzamelde oude papiertjes, brengt mij bij een gevoel voor de maat die in overeenstemming is met de potentie die ik voel (…) klein of groot zal wel te maken hebben met de kracht die ik op dat moment voel om iets te gaan doen.”

Vage noties in de krochten van het stoffelijk gestel bereiden de keuze van de kunstenaar voor een formaat voor. 

En wanneer de onvermijdelijk­heid zich aandient om zich beeldend uit te drukken, is deze lichamelijke kiem ook herkenbaar.

“De kunst is om dingen toe te laten waarvan je op dat moment ook de betekenis niet kent en soms als het beeld gestold is, en je kijkt er later op terug, dan openbaart zich pas de betekenis van het werk.”

Indien er waarden aan keuzen ten grondslag liggen, is deze lichamelijk bron eveneens werkzaam omdat genoegens die voortvloeien uit het bevredigen van lichamelijke behoeften in waarden tot uitdrukking komen. “Through need, values emerge (…): bread is good, wine is good.” (Ricoeur, 1966). Aangezien we waarde toekennen aan datgene wat goed voor ons is, voeren ook waarden naar een lichamelijk bron.

“Zogenaamd opgebruikte dingen zijn economisch niet interessant, maar ze dragen wel een geschiedenis met zich mee. Ze beginnen bij mij een nieuw leven.”

In gesprekken met Hans verschijnen waarden als hij spreekt over wat hij in zijn werk belangrijk vindt: De waarde van economisch afgeschreven objecten, de waarde van geschiedenissen, de waarde van verhalen die met objecten verbonden zijn, de waarde van nieuwe betekenissen, de waarde van hergebruik.

Ondanks het lichamelijke en daardoor onvermijdelijke karakter van aarzelen heeft het voor sommigen een dubieuze reputatie; aangezien aarzelen niet doelgericht is, of omdat het geen nut heeft, of omdat het de boel ophoudt. Het zijn bezwaren die hun oorsprong vinden in de vanzelfsprekendheid van het teleologische denkraam. Een manier van denken die andere waarden en denkregisters domweg uitsluit. Voor anderen dankt aarzelen zijn twijfelachtige faam aan de angst voor zelfverlies die het samenvallen van een poging om een keuze te maken én het niet-slagen om een keuze te maken, als een schaduw begeleidt. Als aarzelen zich publiekelijk manifesteert, vergalt die angst voor velen het plezier en overschaduwt het de toegang tot de vruchtbare rijkdom­men die in de aarzeling verscholen liggen. 

In de contemplatieve stilte van het atelier krijgt de diepgewortelde relatie van aarzelen met mogelijkheid echter alle ruimte. 

“Tijdens het tekenen staan je gedachten niet stil (…) door te tekenen maak je ruimte om andere dingen te ontdekken. Als je daadkrachtig bent wordt het niets (…) Er komen beelden op of een formulering die hout snijdt of zo, en die noteer ik dan. Dat hoeft niet direct in verband te staan met de vorm van de tekening maar het is wel onder­deel van het scheppende proces.”

Tijdens het tekenen zegt Hans, staan gedachten niet stil en is er ruimte om andere dingen te ontdekken. Volgens Vogl zijn in deze ‘ruimte’ meerdere reële kansen aanwezig in een modus waarin nog niet is uit­-

gemaakt aan welke mogelijkheid men zich verbindt. Juist deze voorwaardelijke modus plaatst gebeurtenissen in een kader van mogelijkheid en toeval. Aarzelen markeert de drempel tussen actie en passiviteit, tussen doen en niet doen, tussen realiteit en mogelijkheid, aldus Vogl.

Soms is die tussentijd er niet. Er zijn ook keuzes en keuze-eigenschappen die zich aan aarzeling onttrekken. Zo verdraagt spontaniteit geen aarzeling en is resoluut besluiten essentieel om gevaar uit de weg te gaan en vallen we terug op een automatisch systeem dat met weinig inspanning en zonder gevoel van controle werkt.

Tot besluit. Voor wie het voorafgaande nog onvoldoende overtuigend is, heeft aarzelen nog enkele gunstige functies in petto. Wie aarzelt, bevraagt het handelen. Aarzelen zoekt naar onbeantwoorde vragen en naar problemen achter gegeven antwoorden en oplossingen. Het legt problematische beslissingsstructuren bloot, onderbreekt handelings­ketens, ontregelt en toont daarmee wat faalt. Tevens leidt aarzelen de aandacht en reflectie naar een ‘tussenruimte’ en opent een ‘tussentijd’ waarin het mogelijke ‘potentialiseert’. Elke musicus en muzieklief­hebber kent de spanning en de ‘potentialiteit’ van de pauze, de onder­breking. Een stilte die deel uitmaakt van de compositie. Iets staat te gebeuren. Alles is mogelijk. Het is een onderbreking die het mogelijke vervolg ‘potentialiseert’. Aarzeling die het eventuele, het mogelijke, het beloftevolle maar nog niet bestaande activeert. De kracht van aarzelen is het bloot leggen van het vruchtbare potentieel dat in het bewustzijn verscholen ligt. Een potentieel dat voortkomt uit aarzeling om-te-kiezen.

 

 

Peter van Hekke (1959) is denkadviseur, onderzoeker en docent. In 1998 richt hij de adviespraktijk Denkconsult op. Sindsdien organiseert hij ‘ontstroevende’ interventies in kleine en grote organisaties. Hij onderzoekt zijn fascinaties, zoals recentelijk over de functie en betekenis van aarzelen in complexe keuzeprocessen, en publiceert daarover geregeld in academische tijdschriften. Sinds 2008 is hij 40 dagen per jaar verbonden aan de deeltijd-opleiding Bedrijfskunde van de Haagse Hogeschool, alwaar hij studenten begeleidt bij onderzoeks- en afstudeeropdrachten.

 

 

Tekst door: Peter van Hekke

» terug naar Teksten