Teksten

Monnikenmoed

 

Een paar maanden geleden was ik op bezoek in het atelier van Hans en zag voor het eerst zijn grote schilderijen die hij Human paintings noemt. Ze raakten mij op eenzelfde manier als jaren geleden. Toen viel ik op een klein werkje van hem met een fragiel grijs mensfiguur op de rug gezien, omringt door stevige kleuren onder een glasplaat die met kaarsvet aan het canvas was gekleefd. Later had ik diezelfde ervaring bij een nog kleiner schilderijtje met tien handgeschreven strafregels onder elkaar: “alleen tekenend in het atelier”.

 

Bij het zien van deze Human paintings schoot mij vooral het woord moed te binnen in de dubbele betekenis van dit woord: de heldhaftige, onverzettelijke moed van mensen – het mannelijke zo je wilt – en de meer vrouwelijke kant van moed, je kwetsbaar durven opstellen.

Kunstenaars hebben een markante traditie zich moedig te positioneren ten opzicht van bestaande machthebbers en de gangbare smaak: tegen de verdrukking en onderdrukking in zaken aan de orde stellen met het risico uitgestoten of verbannen te worden. De moed om de vrijheid te nemen af te wijken van de bestaande smaak of je daar tegen af te zetten. Vele grote en kleine namen zijn in dit verband te noemen.

Bij Hans zit voor mij de heldhaftige kant van moed niet zozeer in de inhoud van zijn werk of de omvang van zijn doeken. Die zit voor mij meer in de onverstoorbare wijze waarop hij werkt en zijn ambacht vorm geeft. Het is meer zijn monnikenmoed om elke dag, week in week uit, jaar op jaar als werkplek achter zijn bureau te gaan zitten en te wachten tot de beelden uit zijn penseel of potlood komen. Het is de moed van het vertrouwen dat altijd iets gaat komen.

En waarom dan het woord ‘moed’ bij deze Human paintings? Na jaren van kleiner werk, zette hij vijf grote doeken in zijn atelier neer om deze vijf jaar lang, dag in dag uit van verflagen te voorzien. Vijf canvas-doeken werden vijf tastbare huiden met zacht gevormde plooien en pijnlijke kerven. Moed in de ‘vrouwelijke’ betekenis van het woord werd steeds indringender zichtbaar op het doek: de intimiteit van het persoonlijke, het kwetsbare van de mens, en de wisselwerking met Hans zelf. Dat was de moed die mij in mijn vezels raakte.

 

 

Gerrit Damhuis (1946) is organisatie-socioloog en was partner van het adviesbureau DamhuisElshoutVerschure in ’s-Hertogenbosch. Het bureau werkt in de zorgsector, het onderwijs en voor enkele culturele instellingen. Samen met zijn collega’s schrijft hij om de twee jaar een boekje. De laatste publicatie gaat over moed in organisaties: wat te doen als er een angstcultuur dreigt, of al is ontstaan.

 

Tekst door: Gerrit Damhuis

» terug naar Teksten