Teksten

Ode aan mijn (schoon)broer, een poëtisch beeldend kunstenaar

 

Al veertig jaar lang, sinds zijn studietijd tot heden, verzamelen wij werk van Hans en volgen we zijn ontwikkeling en scheppings­proces. Het is een omvangrijke verzameling geworden, die begint met nr. 0000, een ongenummerd werk gemaakt tijdens zijn opleiding in 1977, en door­gaat tot nr. 943 uit 2013-2015, onze meest recente aanwinst uit de indrukwekkende serie Human Paintings.

 

Verzamelen we het werk van Hans omdat hij familie is? Zo is het voor mij, als zus van de kunstenaar, wel begonnen. Met belangstelling volgde ik zijn activiteiten aan de Akademie voor Kunst en Vormgeving St. Joost in Breda, waar Hans in 1979 met lof afstudeerde. Hij deelde zijn nieuw verworven kennis over de beeldende kunst met mij. Op deze manier leerde hij me kijken naar hedendaagse, veelal abstracte, kunst. Zonder deze lessen had ik als 23 jarige nooit zo verrukt kunnen raken over het werk van Alberto Burri in het Solomon R. Guggenheim Museum in New York en kunnen genieten van de kunst in het MOMA, of van de werken van Jackson Pollock in de Peggy Guggenheim Collection in Venetië. Door Hans werd de kunst een belangrijke verrijking voor mijn verdere leven. 

Tot 1988 kocht ik zelf werk van Hans. Toen ontmoette ik mijn partner Henk Dorlandt. Hij bracht zijn eigen kunstvoorraad in en vanaf daar startte onze gezamenlijke aankoopreis. Een belangrijk deel van ons niet-werkzame leven brengen we door in musea en galeries. We bleven naast werken van anderen consequent werk van Hans aankopen, Henk bleek hierin even geïnteresseerd te zijn als ik. De werken van Hans zijn van een eigen schoonheid: ingetogen, niet schreeuwend, lijnen zijn altijd zacht, contouren nooit scherp. Het is aandachtig werk, met aandacht gemaakt en het vraagt aandacht van de kijker. Er is een serieusheid, soms zwaar, soms licht. De werken intrigeren en ontroeren. Het beeld geeft zich niet altijd direct prijs: waar kijk ik naar? Toch, of juist daardoor trekt het de aandacht. Het doet iets met ons zonder dat we het altijd direct kunnen duiden. Ik zal hieronder verschillende aspecten die ons aanspreken beschrijven: Een vrije teken- en schildershand; Rust en ruimte; Vrijheid van geest; Het scheppingsmoment en het scheppingsproces; Poëtische figuratie of beeldende poëzie, filosofische beelden en existentiële mijmeringen; Een aandachtig waarnemer en ten slotte; Techniek, gelaagdheid en materiaalgebruik. Zij staan samen garant voor het betreden van een bijzondere wereld wanneer je de werken van Hans bekijkt. Zijn wereld? Ja en nee. Ja, ze komt voort uit zijn bagagevolle belevingswereld en de vormtaal is uiteraard de zijne. Maar nee, die wereld is tegelijkertijd universeel, je proeft er het leven zelf in. 

Een vrije teken- en schildershand

Als ik aan Henk vraag: “Wat treft jou in eerste instantie in het werk van Hans?”, dan is zijn spontane antwoord: “Zijn vrije teken- en schildershand, zijn vrije beweging.” Het is opvallend dat Henk dit al ziet in een vroeg werk op papier, ‘Zonder titel’ nr. 196 uit 1988. We zien “zwart”, geschreven als woord (door eindeloze herhalingen is dit woord niet meer als zodanig te herkennen, maar geworden tot een zwart beeldelement), een vrij geschilderd rood element en een getamponneerd blauw element. Deze beeldelementen zijn het resultaat van experimenten uit zijn formalistische periode, waarin hij een speciale techniek ontwikkelde voor het gebruik van rood: een vrij gebaar met de schilderskwast. Zo had hij ook een eigen techniek voor het gebruik van blauw: door te tamponneren met een bundel kwasten. Maar ondanks die formele afspraken die de kunstenaar met zichzelf maakte, ziet Henk in dit werk een vrijheid in de manier waarop Hans de elementen op het vlak heeft geordend, als het ware ‘gestrooid’. Door die beweging heeft dit werk dezelfde subtiliteit en sensitiviteit als zijn latere werken, en ontroert het.Dat ervaren we ook in een werk op linnen uit 1993: ‘Zonder titel’, nr. 285 bestaat uit een bijna vlakvullende X, een groot wit kruis, dat met een krachtig gebaar is weggezet. De verfspatten en druipers getuigen daarvan, maar geven het beeld tegelijkertijd iets kwetsbaars. In het centrum van dit kruis verwijst een losjes getekende zwarte vorm, al vooruit naar latere werken. Een ander voorbeeld van de vrije, maar tegelijkertijd krachtige schildershand is één van onze favorieten: ‘Zonder titel’ nr. 295, een groot doek, waarop een schitterend lijnenspel te zien is, tegen een geheimzinnige achtergrond.

Hoe komt Hans aan die mooie vrije beweging? Mentale vrijheid is natuurlijk een voorwaarde, maar de hand kan die vrijheid pas benutten als het een zeer geoefende hand is. Hebben de jaren van repeterende handelingen en experimenten met diverse teken- en schildersmaterialen uit zijn formalistische periode Hans deze vaardigheid bezorgd? Zijn ze als de vingeroefeningen die de musicus in staat stellen de muziek te laten klinken zoals hem dat voor ogen staat? Hans is in ieder geval een gedegen vakman, die een groot arsenaal aan technieken tot zijn beschikking heeft. “Mentale vrijheid is natuurlijk een voorwaarde.” Een zinnetje van zes woorden maar met een kapitale lading.

Rust en Ruimte

Om te kunnen creëren zijn rust en ruimte nodig. Je moet hiervoor de omstandigheden scheppen. Hoe doe je dat als kunstenaar? Hans zoekt het niet in de grote stad, maar op het platteland: in een voormalige stalruimte van een woonboerderij in een Brabants dorp creëerde hij een mooie werkruimte. Hans heeft de gave om bij het betreden van dat atelier de hectiek van alledag achter zich te laten en zich over te geven aan zijn scheppende wereld. Hij omringt zich daar met cultureel voedsel: klassieke muziek (de Belgische radiozender Klara) en de wereld van de kunst, gebundeld in een imposante verzameling boeken. 

In de aangrenzende serre klinken natuurgeluiden. In zijn atelier annex bibliotheek neemt hij de tijd en rust om zich met het gedachtegoed van anderen te verrijken, maakt hij zijn dagelijkse werkaantekeningen in de inmiddels indrukwekkende serie zwarte werkboekjes en komt hij tot zijn eigen creaties. Vanuit het atelier maakt Hans wandelingen in het Brabantse landschap. Daarnaast zoekt hij geestverwanten op, bezoekt musea, waar hij zich laaft aan door zijn collega’s geschapen werelden en werkt periodes in betrekkelijke afzondering in Frankrijk of aan de Zeeuwse kust.

Vrijheid van geest

En dan, dan komen al die indrukken, sensaties en contemplaties samen en ontstaat zijn werk.
Hans stelt zich volledig open voor het scheppingsmoment: hij laat in alle vrijheid en met een open mind toe wat er wel of niet wil komen. Enkele strofes uit het lied Een stille ochtend van Bram Vermeulen kun­nen deze omstandigheden en gemoedstoestand niet beter verwoorden. Ik zou daar voor Hans aan toe willen voegen:

 

“En doet mijn hand wat ie niet laten kan.” 

 

Al tastend vanuit het niets, durft Hans aarzeling en onzekerheid toe te laten.

Het scheppingsmoment en het scheppingsproces

Maar er gebeurt meer: Hans expliciteert het moment van ontstaan en het proces eromheen in zijn werk. Wij zijn tot nu toe niet bij andere kunstenaars tegengekomen dat ze dat maakproces zo zichtbaar maken. Hij doet dat wel en op een poëtische, filosofische en existentiële manier. Denk aan een motief als De achterkant van de schilder: een geabstraheerde mensfiguur, soms omringd door een nog maagdelijk wit vlak, dat staat voor het begin van het creatieve proces (‘De achterkant van de schilder’ nr. 417 uit 2001; ‘De achterkant van de schilder’ nr. 516 uit 2002, ‘De achterkant van de schilder’ nr. 528 uit 2003 en ‘De achterkant van de schilder’ nr. 655 uit 2005) Alles is nog open: twijfel over wat er gaat gebeuren, wat kan of wil de schilder delen met de buitenwereld? Hoe intiem gaat het worden? Als je je rug naar iemand toekeert, stel je jezelf kwetsbaar op: je kunt jezelf niet verdedigen. Hetzelfde geldt als je jouw, vaak onbewuste, belevingswereld deelt. Hans heeft als geen ander dit spannende, allereerste moment van creëren visueel gemaakt met alle twijfel en kwetsbaarheid die daarbij horen. 

Aan de intimiteit van het scheppingsproces wijdt hij diverse, letterlijk intieme, werken, zoals ‘De oorsprong van de wereld – Naar Gustave Courbet 1866’ nr. 735 en ‘De intimiteit van de kunst’ nr. 908. De laatste toont een beeld verwijzend naar een vulva. Maar de normaal donkere diepte van de vagina is nu helder wit: hetzelfde maagdelijke witte vlak als aan het begin van het creatieproces. De tekening ‘Zonder titel’ nr. 919 uit 2011 zou je kunnen zien als de mannelijke tegenhanger. 

Andere aspecten van het scheppingsproces komen fraai tot uiting in ‘Schilderspotentie’ nr. 299 en ‘Nog niet’ nr. 934. Deze werken gaan over het ongrijpbare van de bedoelde of gezochte betekenis. Een titel die ook refereert aan het werkproces is ‘Het enigste wat op deze dag overbleef’ nr. 452. Was de kunstenaar aan het eind van de dag niet tevreden met het resultaat? Het werk wordt voor bijna de helft bedekt door een wit vlak waarin de titel is geplaatst, als noodkreet of berusting? 

Ook titels als ‘Aan het werk’ nr. 681 of ‘Voortgang’ nr. 310 refereren aan het werkproces. Bij ‘Ik heb alles recht gelegd’ nr. 458 dringt zich de vraag op: heeft de kunstenaar behoefte gehad aan ordening? Aan een houvast? Of refereert de titel letterlijk aan het beeld? Over een turkooisblauw vaatdoekje liggen bewerkte tekenvelletjes netjes ‘recht’ over elkaar gerangschikt: twee grotere witte vellen met daaroverheen een kleiner kladpapiertje. Op dit laatste wordt de tekst van de titel in een schuin oplopende lijn vier maal onder elkaar herhaald, als een mantra. Onder elk woord van de laatste regel regent het subtiele kolommen van losse vlekjes. Het geheel wordt aan de randen bijeengehouden door druipers van kaarsvet.

De titel ‘Zakkend verfsel’ nr. 311 beschrijft letterlijk het materiaal: een groot schilderij op linnen, vrijwel geheel gevuld door horizontale bewegingen van een kwast met bruine verf, van links naar rechts. Links en rechts zijn daardoor zware donkerbruine verticale structuren ontstaan: ophopingen van de verf bij respectievelijk het begin van de beweging links en het einde ervan rechts. Het middenstuk begint boven met een horizontale beweging maar geleidelijk zakt deze beweging uit: ‘Zakkend verfsel’. Deze letterlijke beschrijving van het beeld tref je ook aan in ‘Tekensculptuur’ nr. 894. In de compositie van potloodlijnen kun je een driedimensionaal beeld ontwaren. Je kan deze tekening als ‘sculptuur’ betitelen, maar in de taal van Hans wordt het: Tekensculptuur

Poëtische figuratie of beeldende poëzie, filosofische beelden en existentiële mijmeringen

Uit bovenstaande blijkt al dat taal een belangrijke rol speelt in het werk van Hans. Hij lijkt met beeld én taal te pogen essenties te vangen of er in ieder geval in de buurt te komen en begrippen te expliciteren. Daar is hij wat ons betreft een meester in. Zijn titels alleen, met zelf gecreëerde woorden of woordcombinaties, zijn vaak pure poëzie. 

Daarnaast vormt tekst een wezenlijk onderdeel van het beeld zelf.

Zoals in ‘Ik heb alles recht gelegd’ nr. 458 en in ‘Rainy Drawing’ nr. 565 regent het niet alleen potloodlijnen maar ook teksten als:

 

“zwijgende uitspraak”, “de juiste woorden kan ik niet vinden”, 

“ik schilder niet om begrepen te worden, maar om iets toe te laten”, 

“tijdloosheid geborgenheid” en “de omarming van de leegte”.

 

‘Hoe mijn denken naar een houvast zoekt’ nr. 733 is de titel van een tekening waarin centraal een bleek roze hoopje (hersenen?) op een soort tafeltje ligt. Het roze hoopje heeft een uitloper die zich wortelt in het tafelblad. Hans lijkt zich vragen te stellen als: “Zie ik het wel goed? Hoe zit het leven in elkaar? Wie ben ik? Wie mag ik zijn?” Kun je onzekerheid ontroerender en beeldender weergeven?

Ook het werk ‘Denkbeeld met hiaten’ nr. 800 refereert aan ons beperkt denkvermogen, maar nu in de vorm van een blauwe wolk, die aan een hoofd doet denken, met daarin drie witte lege vlekken. Deze blauwe wolk heeft, net als het roze hoopje in het eerdere werk, een uitloper die wortelt in een vlakje op de grond.

In de tekening ‘Landschap voor het overvloedig denken’ nr. 803 uit hetzelfde jaar mag het denken overmatig aanwezig zijn: een blauw, in de ruimte zwevend horizontaal vlakje, ondersteunt een driehoek opgebouwd uit blauwe druppels, die ergens uit een hogere wereld boven een horizontaal lijken samen te komen. 

De blauwe druppels (blauwe gedachten) blijken echter te zwaar voor het draagvlak; het blauw stroomt over en druipt richting de grond. Het draagvlak wordt hier opnieuw ondersteund door een stam geworteld in de grond. Waren zijn gedachten de kunstenaar te veel? Of is dit een aanklacht tegen het over-(ge)wicht van onze ratio? Een ander fraai voorbeeld van beeldende poëzie, is een werk uit de serie Zielsfaculteiten: ‘Hanging around my soul’ nr. 824 toont een rood vreemdsoortig vormsel dat aan een metalen haak hangt.

Dat wij als schepselen worstelen met het bestaan en vaak op ons zelf worden teruggeworpen laat Hans met voor hem kenmerkende beelden zien. In ‘Poging tot leven II’ nr. 809 bijvoorbeeld zien we een fladderende figuur, die probeert stappen voorwaarts te maken, probeert vaste grond aan de voeten te krijgen. Onze kwetsbaarheid wordt door Hans weergegeven in een fragiel menselijk silhouet zonder armen zoals in het grote schilderij uit 2006 ‘Levensdouche’ nr. 719 en in de tekening ‘Zonder titel’ nr. 720. In deze tekening is het silhouet omringd door het maagdelijk witte vlak van het creatieve proces en is het geplaatst onder een kraswolk, die bij Hans ook wel bekend staat als Muzengekras. In deze op het eerste gezicht amorfe kraswolk, meen ik weer een vagina te ontdekken; een mooi beeld van zowel intimiteit als kwetsbaarheid. 

Een ander aandoenlijk en regelmatig terugkerend beeld van kwetsbaarheid, is een ineengedoken zittend mensfiguurtje op de rug gezien; een variant op De achterkant van de schilder als ‘Zittende inktman’ nr. 572 en in ‘Veilig landschap’ nr. 676. In deze laatste tekening zit het figuurtje in een heuvelachtig landschap onder een shelter van blauwe lijnen. Dit werkje past in een voor Hans belangrijk thema, uitgewerkt in de gelijknamige serie Hoe veilig voel ik mij onder de lijnen? Ondanks het feit dat het thema in vragende vorm is gesteld wil Hans er vooral mee aangeven dat hij zich het meeste thuis voelt in zijn professie. De tekening ‘Muzenverblijf – Tekenshelter’ nr. 783 is in dit verband veelzeggend.

Heel persoonlijk wordt het wanneer in een klein (17 x 12 cm), zeer subtiel werkje op een blanco vergeeld velletje alleen het zittende ineengedoken blauwe mensfiguurtje wordt weergegeven met direct onder het figuurtje het met blauwe inkt geschreven woordje “mij” (‘Mij’ nr. 562 ). Dit fragiele zelfportretje staat in groot contrast met ‘Zelfportret’ nr. 559: een indrukwekkende en druipende blauwe hand. Druppelt zijn wezen uit zijn makende hand? Terecht vraagt de kunstenaar de kijker aandacht voor zijn belangrijkste instrument. Hans laat zijn beelden soms ‘mijmeren’. Er is een suggestie, al dan niet van de titel uitgaande, waardoor de beelden mysterieus en ongrijpbaar blijven. Zoals in ‘Een plek om de gedachte aan te kunnen raken’ nr. 903. Deze mijmeringen maken je deelgenoot van het denken en handelen van de kunstenaar. 

Een aandachtig waarnemer

Hans is een aandachtig waarnemer. Dit hebben Henk en ik al vaak ervaren op de vele kunstreizen die wij samen met hem hebben gemaakt. Als Hans een ruimte binnenkomt, neemt hij deze met al zijn zintuigen waar: als een open receptor. Dat geldt niet alleen voor een museale ruimte, maar voor elke willekeurige situatie: Hans proeft en beleeft de atmosfeer. Deze intens ‘doorleefde’ momenten zullen ongetwijfeld, bewust of onbewust, een bron van inspiratie voor hem zijn.

Het thema Luistertekeningen heeft, naast een serie tekeningen, een installatie voortgebracht bestaande uit twee kasten met wassen afgietsels van het hoofd van de kunstenaar in mooie gedempte natuurlijke kleuren. De soms al vervormde hoofden staan en liggen in verschil-

lende houdingen en verbeelden aandacht (een luisterende houding). De installatie ‘Trying to understand’ nr. 954 – gemaakt  tussen 2007 en 2013 en daarna twee jaar te zien in de beeldentuin De Anningahof bij Zwolle – is momenteel voor onbepaalde tijd, zo lang de natuur haar niet incorporeert, te zien bij PAK, Platform voor actuele kunsten in het Belgische Gistel. Dezelfde geabstraheerde hoofden zijn ook afgebeeld in enkele tekeningen, zoals in ‘Aandachtsverzameling’ nr. 868: een subtiele, sensitieve tekening met vier ‘luister-hoofden’.

Hans heeft iets met tijd en het moment. Hij expliciteert tijd, maakt tijd zichtbaar, schrijft tijd, maakt een moment zichtbaar, stapelt en memoreert momenten. Dit dateert al van heel lang terug. Tijdens zijn academietijd reisde Hans dagelijks van het ouderlijk huis in Tilburg, via zijn atelier in een fabriek in Rijen, naar de avondopleiding in Breda. Van de toen nog bestaande fraaie kartonnen treinkaartjes zou hij in 1994 een installatie maken: de gestempelde datum op elk retourtje Tilburg-Breda, vijf dagen per week, vier jaar lang, was al een prachtig voorbeeld van ‘tijdschrijven’. 

In het drieluik op papier ‘De geschilderde tijd van het schilderen I’ nr. 273a1, ‘De geschilderde tijd van het schilderen’ II nr. 273a2 en ‘De geschilderde tijd van het schilderen III’ nr. 273a3 wordt het maakproces niet alleen zichtbaar door de verschillende lagen van het werk transparant te houden, maar vooral doordat in de lagen die zijn aangebracht, de gestempelde data te zien zijn; van 04-04-92 tot 24-05-92.

Zijn bewustzijn van tijd en het moment blijkt verder uit diverse titels, zoals ‘Verzameling van momenten’ nr. 366, ‘Op een blauwe dag’ nr. 782, ‘15.57’ nr. 455, ‘Op de ochtend van 4-3-2005 10.55’ nr. 619, en ‘Op weg naar huis’ nr. 622. Deze expliciete aandacht en het respect voor de tijd en het moment ervaren wij als een verademing en verrijking.

Vanuit aandacht voor de fysieke omgeving gebruikt Hans soms letterlijk de grond van de plek waar hij werkt. Zo heeft hij de aarde van zijn tuin in Oostelbeers gebruikt en de Franse aarde en pigmenten uit Mas de Charrou, zoals in respectievelijk ‘Geestesgrond uit mijn tuin’ nr. 657 en het beeld ‘Zonder titel’ nr. 494, waarin hij een gat heeft uitgeslepen uit een brok steen van daar en dat weer laagje voor laagje gevuld met gedroogd rood pigment uit de lokale aarde. Op zijn geliefde werkplek in Zeeland zijn vele werken ontstaan. De tekening ‘Aan de rand van het land’ nr. 810 geeft een geabstraheerde impressie van het door Hans zo gewaardeerde licht, de ruimte en stilte op het strand.

Twee werken die ik hier wil noemen, zijn ontstaan naar aanleiding van onze gezamenlijke kunstreizen. Het eerste is ‘Werkpijn’ nr. 731, een klein werkje op linnen dat ontstond na een bezoek aan het Musée des Arts Contemporaines (MAC) in Le Grand-Hornu: een kunstencentrum gevestigd in een begin negentiende-eeuws mijncomplex in Zuid-België. De arbeidsomstandigheden van de mijnwerkers van toen worden verbeeld door een schreeuwend, dramatisch woord “werkpijn”, 

in druipende rode verf. Bovenin een crèmekleurig vlak is centraal een kleine plattegrond van het terrein verwerkt met daaronder het grotendeels vervaagde woord “werk plein”. 

Het tweede, ‘Venetië’ nr. 377, is een overblijfsel van een middernachtelijk terugvaren op de laatste vaporetto over de Canal Grande naar ons hoteladres in Venetië: een wel zeer geabstraheerd impressionistisch schilderij, waarop bovenin een suggestie van een brug, aan de zijkanten het zwakke schijnsel van de toen nog vrijwel in duister gehulde gevels van de palazzo’s en onderin het wit van het schuimend water veroorzaakt door de boot zoals je dat ziet vanaf het achterdek.
Binnen het thema Landschap – Ont-moeting is een ander werkje ontstaan dat bij mij ook een associatie met Venetië oproept. Het is een tekening ‘Landschap – Ont-moeting’ nr. 932, die al op het eerste gezicht raakt door haar subtiliteit. Het heeft een blanco voorplat als drager, waarvan alleen het middengedeelte heel dun is bewerkt met potlood: horizontale lijnen met daaronder een klein donker accent, dun uitwaaierend naar rechtsonder. Er is een beeld, maar ook bijna niet. Het ijle is van een ontroerende schoonheid en doet in combinatie met de titel denken aan de eerste kennismaking met de lagune van Venetië, wanneer je van de luchthaven wegvaart richting stad. Je bent even in het bijna-niets, in een landschap waarin niets moet.

Techniek, gelaagdheid en materiaalgebruik

Last, but certainly not least: naast inhoud zijn techniek, gelaagdheid en materiaalgebruik voor ons essentiële aspecten in de waardering van kunstwerken in het algemeen en bij Hans in het bijzonder. Hans heeft zich door de jaren heen vele technische mogelijkheden eigen gemaakt. Die zien we bijvoorbeeld in de verschillende uitvoeringen van De achterkant van de schilder. De een, ‘De achterkant van de schilder’ nr. 417, is een bescheiden werk met alleen subtiele lijnen, de ander, ‘De achterkant van de schilder’ nr. 528, juist een groot doek met indrukwekkende contouren gevormd door druipend kaarsvet. En om ‘De achterkant van de schilder’ nr. 655, een middelgroot, doorwrocht werk op papier brengt hij – als een ode aan de schilder en het scheppingsproces – een imposante zwart-met-gouden-lijst aan.
Wat ons aantrekt in de schilderijen is vooral hun huid. Deze is vaak zo intrigerend dat je geneigd bent elke centimeter van het doek te bestuderen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het eerder beschreven schilderij ‘Venetië’ nr. 377: de vele lagen verf, in mindere of meerdere mate verdund, blijven in combinatie met andere materialen als beits en kaarsvet fascineren. Wij realiseren ons dat wij zeer verwend zijn door deze rijkdom van de huid en de gelaagdheid van de werken van Hans. Het heeft ons getraind ook de huid van werken van andere kunstenaars te bestuderen.

In zijn tekeningen en werken op papier vallen steeds de dragers op. Doordat hij werkt op gevonden materialen als nota’s, oude lakens, oud papier, ruitjespapier, bladmuziek, oude prenten en zelfs een vaatdoekje, voegt hij een associatieve lading van tijdloosheid, vergankelijkheid of juist nostalgie toe aan de werken. Soms krijgen oorspronkelijke onderdelen van de drager weer een functie in het nieuwe beeld. Bovendien voegt hij materialen toe als vilt, aarde, pigment, gekleurd zilverpapier, rozenblaadjes, koffie, wijn, paraffine en droogmachine-filterresten.

Het volgen van een kunstenaar als verzamelaar

Terugkijkend op het oeuvre van Hans dat over een periode van veertig jaar is opgebouwd, is het interessant om te concluderen dat er nog veel te ontdekken valt aan zijn werk en dat er nog zoveel meer te beschrijven is. In ieder geval is het bijzonder om te constateren dat de zo typerende vrijheid van zijn hand al te zien is zodra Hans zich losmaakt uit de streng formalistische stijl. Als hij in 1988 het zwarte beeldelement laat ‘uitlopen’ in ‘Zonder titel’ nr. 161a zien we al lijnen ontstaan die doen denken aan zijn latere aarzelende, maar tegelijk krachtige tekenlijnen. En het is vast geen toeval dat de kleuren rood en blauw – de eerste kleuren die destijds uit het zwart te voorschijn kwamen – later zo’n belangrijke rol spelen in zijn werken: het vergeestelijkte blauw en het fysieke, dramatische rood. Behalve de geconstateerde overeenkomsten tussen toen en nu, was en is het samen met hem doorlopen van alle creatieve periodes en niet weten wat er in een volgende periode gaat komen, een spannende reis. 

 

 

Mieke Klein Hofmeijer en Henk Dorlandt (1953 en 1949) zijn verzamelaars en volgen Hans Klein Hofmeijer als zodanig vanaf de aanvang van zijn kunstenaarschap.

 

Tekst door: Mieke Klein Hofmeijer en Henk Dorlandt

» terug naar Teksten