Teksten

Human Paintings

 

Vanaf de ontvangst in de huiskamer, de koffie in de keuken en de gang door het atelier, weet ik dat dit komen gaat. Het stagneert bij de dwarse tafel. Ik blader door boeken over Thierry De Cordier, Berlinde De Bruyckere, Arnulf Rainer en laaf me aan de zeventiende-eeuwse Chinese landschapschilder Wang Hui. Ik rek het moment om nog niet te hoeven kijken. Ik voel weerstand om me om te draaien en oog in oog te staan met de nieuwste doeken. Ik heb een enkele eerder gezien, in een eerder stadium, bijna twee jaar geleden. Ik heb een vermoeden van wat ik kan verwachten. 

Het voelt als bij het betreden van een mortuarium: Je wilt zelf naar binnen, maar je weet ook dat het confronterend wordt. Dus je stelt het zo lang mogelijk uit. Zien is weten. En het verstand zegt nog even ‘nee’. Nee, tegen de al te expliciete wonde die zo aan het vrouw-zijn raakt. Nee tegen de pijn en het verdriet die uit deze doeken spreekt. Ik herinner me de wrevel die ik de vorige keer voelde bij de fysieke lichamelijkheid van het zachte rood, de harige huid, blauw dooraderd. Maar was het niet de door ons beide zo bewonderde Jan Hoet die opperde dat twijfel en weerstand de beste raadgevers zijn als het om kunst gaat? ii Als ik eerlijk ben is dat wellicht de belangrijkste reden dat ik weer op het atelier ben.

Mentale Landschappen noemt Hans de doeken zelf. “Niks mentaal”, denk ik aanvankelijk, want wederom zie ik vooral huid, bloedrood, zachtroze, blauwpaars dooraderd. Een patroon van ribben, en die confronterende wonde, die ook en expliciet een vagina voorstelt. Terwijl we al pratend samen kijken naar het eerste doek zie ik in het rood niet langer alleen maar huid en genitaliën, geleidelijk ontwaar ik ook een enorm gordijn: een troebele voorhang of duister hemelgewelf dat openscheurt. Het geheel zweeft druipend van de verf boven een kalm landschap, een nietige aarde. Maar onder op het doek, in zacht wit en Pruisisch blauw, schijnt licht, daar gloort hoop.

Wederom is het Jan Hoet die in mijn herinnering kruipt.

 

“Spanningen moet je in je leven uitwerken, niet in je werk. Want daar geef je oplossingen. Het kunstwerk mag dus je zoektocht niet tonen. Je gevecht mag er niet inzitten, anders is het geen kunst (maar therapie, anekdote, enzovoort).”  iii  

 

In de tijd die tussen mijn vorige bezoek en nu ligt, is de schilder er in geslaagd het gevecht te overstijgen. Hij is door de oppervlakte van het schilderij gebroken en vindt een opening naar de intimiteit van kunst zelf. Het gaat hier niet meer om erotiek, pijn of verdriet, het gaat om de zachte kracht van de kunst, ‘de inwendigheid van de kunst’ zoals hij het zelf noemt. De huid die ik eerst zag, waarop ik stuk liep, is de huid van het doek die openbreekt. Daarachter gloort het licht. 

De schilder laat kleur, vorm en handelen samen vallen in doeken die fysiek zijn maat hebben: Zo breed als zijn gestrekte armen, zo hoog als hij kan reiken. De werken zijn niet in één blik te vangen, maar vragen traagheid van kijken. Dan dwalen je ogen langs de ‘onaffe’ randen van het oude linnen dat hij betrekt uit een kleine weverij onder de rook van Brussel. De gesso reikt niet tot aan de zware, zwarte lijst die roze en witte sporen van het schilderen bevat. En het rood is niet bloed- maar wijnrood.

Nu begrijp ik waarom hij ze mentale landschappen noemt: De doeken verwijzen naar seksualiteit, pijn en verdriet. “Er is geen intimiteit zo groot als bij het overlijden van een dierbare”, vertelde Berlinde De Bruyckere immers ooit in een interview. Kunst is voor Hans een intieme manier van communiceren. Om die tederheid te benaderen zoekt de kunstenaar naar andere gebieden waar het intieme een rol speelt. 

Maar het gaat niet alleen over het lijden van de mens. Het bewerken van het doek heeft voor de schilder ook parallellen met het strelen van huid. Doordringen tot in de essentie voelt voor hem als penetratie. We praten over Rilke en lezen zijn gedicht “En ver, ver…”. 

 

Kunst is voor Hans Klein Hofmeijer de enige manier om zich tot de onverzoenlijkheid van het leven te verhouden. De enige manier om mens te zijn.

 

Tekst door: Rebecca Nelemans

» terug naar Teksten